Waarom schilderen meer is dan een hobby
Je kent het wel: je ontmoet een nieuw persoon of zit in een werkmeeting, en de vraag komt: “Vertel eens iets over jezelf.” Vrijwel iedereen heeft daar wel een standaard verhaaltje voor klaar. Ook ik. Ik vertel hoe ik heet, dat ik samenwoon met mijn man en onze huisdieren, en dat ik graag schilder. En geloof me, dat levert áltijd reacties op.
Soms gaat het gesprek verder over honden, maar meestal grijpen mensen mijn schilderen aan als gesprekshaakje. Dan vertel ik globaal wat ik maak en voeg ik er vaak snel aan toe: “Het is een beetje een uit de hand gelopen hobby.” Zelfs toen ik een eigen atelierruimte begon te huren, bleef ik tegen mensen zeggen: “Ja, hobby hoor, ik heb gewoon werk ernaast.”
Het is alsof ik mijn serieuze toewijding aan het maken niet hardop mag zeggen zolang ik er geen geld mee verdien. Alsof ik het pas echt mag noemen als iemand anders besluit dat het professioneel genoeg is. Waar komt toch dat ongemak vandaan? Waarom voelt het alsof je pas een echte kunstenaar bent als je je inkomen ermee verdient? Is het anders te arrogant om dat label te gebruiken? Of ben ik gewoon bang dat het pretentieus klinkt?
De geschiedenis laat iets anders zien. Veel kunstenaars die we nu bewonderen, leefden in armoede en verkochten nauwelijks werk. Toch wijdden zij hun leven aan hun ambacht. Betekent dat dat ook ik pas een “echte” kunstenaar ben als ik dag en nacht schilder, en mijn baan opgeef? Ben ik minder authentiek als ik óók kies voor financiële stabiliteit en pensioenopbouw? Of zijn die twee dingen gewoon te combineren?
En kunnen we het trouwens even hebben over dat woord “hobby”? Alsof je in een vriendenboekje opschrijft dat je van schilderen, muziek luisteren en zwemmen houdt. Alsof het iets is voor op regenachtige zondagmiddagen. Voor mij is creativiteit nooit iets vrijblijvends geweest. Het is eerder een noodzakelijke vorm van zingeving.
Als kind zat het er al in. In onze flatwoning stond een grote, donkerhouten kast. Helemaal rechts zat onderin een enorme lade – of nou ja, die leek enorm. Als kind lijkt alles groot. In die lade zaten al mijn knutselspullen: stiften, kleurpotloden, glitterlijm, klei, you name it. Ik deed mijn best om alles zo compact mogelijk op te bergen zodat die lade dicht kon. Want gebeurde dit niet, dan dreigde mijn moeder met een opruiming waarbij spulletjes kwamen te verliezen. En natuurlijk speelde ik ook met barbies en lego op die leeftijd, maar wat ik het liefste deed, was iets zelf maken.
Thuis werd dat minder, maar op school bleef ik tekenen. Op de basisschool was daar ruimte voor, zeker als je snel door de lesstof heen was. Op de middelbare werd het een uitlaatklep. In saaie lessen zat ik te doodlen in mijn schrift. Mijn wiskundeleraar had daar zo z’n mening over. Ik grapte dan: “Maar meneer, ik doe tijdens tekenles gewoon wiskunde, hoor.”
Creativiteit was voor mij een soort ontsnapping. Artistieke dissociatie, zou je kunnen zeggen. Het was de enige manier waarop mijn hoofd even stil kon zijn. Complimenten van klasgenoten dat ik zo mooi kon tekenen deden me goed. Ik kreeg niet veel positieve aandacht, dus ieder compliment voelde als een cadeautje. En toch zat mijn innerlijke criticus er altijd bovenop. Wat zij mooi vonden, vond ik mislukt. Zij zagen het eindresultaat; ik zag alleen wat het níét was. Alsof zij een andere tekening bekeken dan ik.
Lange tijd maakte ik daardoor weinig meer. Al werd ik er in zekere zin wel voor betaald; als marketingspecialist moet je ook creatief zijn. In concepten, oplossingen, communicatie. Maar rond coronatijd begon ik weer echt dingen te maken. Eerst portretten met potlood, toen op de iPad met Procreate. En uiteindelijk begon ik weer te schilderen. Inmiddels doe ik dat al een paar jaar en heb ik een eigen atelierruimte. En eerlijk? Mijn “hobby” is behoorlijk uit de hand gelopen. Gelukkig maar.
Die ruimte geeft me rust, focus, richting. Een plek zonder verwachtingen. Natuurlijk droom ik ervan dat mijn werk verkocht wordt, dat galerieën op de stoep staan, dat andere makers me vragen naar mijn technieken. Natuurlijk heb ik deze website niet voor niets. Ieders ego verlangt erkenning. Maar diep vanbinnen gaat het me niet om geld.
Ik heb mezelf de vraag gesteld: stel dat ik nooit iets verkoop… zou ik dan stoppen? Nee. Ik zou blijven maken. Misschien minder vaak, misschien kleiner, misschien anders. Maar stoppen? Nee. Het is wie ik ben. Het is mijn manier van verwerken, van begrijpen, van leven. Het geeft betekenis aan de dagen, zuurstof aan mijn gedachten en soms gewoon structuur aan een hoofd dat overloopt. Zonder creativiteit voelt het leven als een jas die niet past.
En als ik iets geleerd heb de afgelopen jaren, dan is het dit: een kunstenaar is geen functietitel die je verdient omdat je omzet draait of in een galerie hangt. Een kunstenaar is iemand die blijft maken. Ook als niemand kijkt, ook als niemand koopt. Gewoon omdat het moet. Omdat je simpelweg niet anders kunt.